In mijn blog werken zonder rekenmethode heb ik omschreven waarom ik het anders ben gaan doen. In deze blog omschrijf ik hoe ik het ben gaan aanpakken met betrekking tot de doelen.
Werken in perioden
Via de masterclass een goede rekenstart kwam ik op het idee om van vakantie tot vakantie te werken. Dit geeft je 7 à 8 weken de tijd om je doelen te behalen.
Per periode heb ik mijn voorbereiding en weet ik waar ik naar toe wil werken. Aan het eind van de periode test ik alle kinderen of de doelen zijn bereikt. Tussendoor observeer ik veel en controleer ik of ze op de goede weg zijn. Dit doe ik aan het begin van het jaar met behulp van het digikeuzebord.
Van einddoelen naar tussendoelen
De eerste stap is de einddoelen verdelen over vijf perioden. Er zijn verschillende manieren waarop je dit kunt doet. Zelf heb ik het document tussendoelen rekenen-wiskunde van de SLO gebruikt. Hier zijn alle tussendoelen van het rekenen op een rij gezet. Heb je een nieuwe versie rekenmethode? Gebruik dan de methodedoelen. Deze doelen liggen al veel hoger dan de oudere generatie. Wil je meer flexibiliteit ervaren? Kijk hoeveel weken je hebt van vakantie tot vakantie en hoeveel rekenblokken je normaal gesproken met de methode kunt behandelen. Neem deze doelen voor een periode. Cluster deze doelen en plan ze op een eigen passende manier in. Wanneer je kijkt naar je groep kan je misschien al doelen overslaan of compacten.
Een voorbeeld met getalbegrip – tellen
Probeer de einddoelen in kleine stukken te verdelen. In eerste instantie in perioden, daarna in weken en dagen. Eén van de einddoelen van getalbegrip is bijvoorbeeld:
Kan de getalrij tot 100 opzeggen en vanaf elk getal verder- of terugtellen.
Hier ben ik een aantal perioden mee bezig. In mijn voorbeeld heb ik het alleen over het verder tellen. Periode 1 ziet er als volgt uit:
Week 1 | Tellen tot 20 |
Week 2 | Tellen tot 30 |
Week 3 en 4 | Tellen tot 40 |
Week 5 | Tellen tot 50 |
Week 6 | Tellen tot 60 |
Week 7 en 8 | Herhalen en controleren |
Hiervoor gebruik ik ook het 100 dagen rekenproject van Slimme Kleuters. Hoeveel dagen we op school zijn, zoveel tellen we in ieder geval. Daarna oefenen we in het getalgebied wat op het programma staat. Dit doen we altijd bewegend. Elke stap is één tel en tellen we terug dan lopen we achteruit. In periode 2 tellen we tot minimaal 100. De perioden daarna herhalen we dit regelmatig. Uiteindelijk zitten we in periode 3 op de 100 dagen. Rond die tijd doe ik veel rondom het getalbegrip tot 100.

Een voorbeeld met klokkijken
Bij het klokkijken wijk ik iets van de tussendoelen af. Als je kijkt naar de einddoelen van groep 3 (SLO) dan hoeven de kinderen alleen op de analoge en digitale klok de hele uren te weten. Kan op een analoge en digitale klok de hele uren aflezen (zoals 3 uur, 18.00). In de methode en Cito wordt meer van de kinderen gevraagd. Hier leg ik mijn doelen dus iets hoger.
Zelf heb ik ongeveer de volgende opbouw:
Periode 1 | hele uren |
Periode 2 | hele uren en halve uren |
Periode 3 | één uur verder of terug |
Periode 4 | hoeveel tijd zit er tussen (hele uren) |
Periode 5 | herhaling alle onderdelen |
Flexibel door de leerlijnen
Het fijne van het ontwerpen van je eigen lesprogramma is dat je er flexibel doorheen kunt bewegen. Afgelopen jaar merkte ik dat veel kinderen de hele uren al beheersten vanuit groep 2. Dan ga ik direct door naar de halve uren. Dit is op meerdere gebieden zo. Loopt iets nog niet naar verwachting dan besteed ik er meer tijd aan. Gaan er al dingen goed dan versnel ik. Wel blijven er momenten van herhaling.
In plaats van flexibel (versnellen of vertragen) door de leerlijnen kan je ook binnen het doel flexibel zijn. Waar de één nog veel behoefte heeft aan het uitspelen met materialen, kan de ander het al op formeel niveau. Door je hiervan goed bewust te zijn beweeg je met de kinderen mee.
Van perioden naar weken
Als je de doelen over de perioden en weken hebt verdeeld dan kan je invulling gaan geven aan je lessen. Elke dag zorg ik voor een instructiemoment. Hier heb ik voor mezelf een regelmaat in aangebracht. Wat ook per jaar weer verschillend kan zijn. Het ene jaar heb ik bijvoorbeeld 2 dagen aandacht voor getalbegrip en 2 dagen aandacht voor splitsen/bewerkingen. Een ander jaar kan het zijn dat ik het om en om doe: een week getalbegrip en een week splitsen/bewerkingen of een ander domein. Onderzoek wat voor jou (en eventuele collega’s) het beste werkt.
Periode 1: zomer tot herfstvakantie
Voor periode 1 had ik in het eerste jaar ongeveer de volgende opbouw.
Maandag en dinsdag | Getalbegrip |
Woensdag en donderdag | Splitsen/Bewerkingen |
Vrijdag | Herhaling 100 dagen rekenproject |
Naast de instructielessen staat elke dag tellen, herhalen van de splitsingen en/of het rekenrek op het programma. Hiervoor pak ik vaak een ander moment van de dag.
Meten en meetkunde
In de vierde week van elke periode heb ik een week rondom een onderdeel uit het domein meten. Alle lessen staan die week in het teken van het domein meten.
De meetkundelessen combineer ik vaak met het thema waarbinnen we werken. Binnen het middagprogramma besteed ik hier aandacht aan. Ik begin altijd met het onderdeel patronen maken.
De dagelijkse praktijk
Mijn lesprogramma is uiteindelijk ontstaan vanuit allerlei bronnen. Denk aan de rekenmethode, cursussen die ik heb gevolgd en rekenliteratuur. Ik gebruik nog steeds de rekenmethode als bron. Zeker om ook de aansluiting met groep 4 te behouden. Vandaar dat ik gezocht heb naar overlap. Waar het kan gebruik ik het en anders volg ik mijn eigen koers. Doordat ik kennis heb van de leerlijnen in groep 3 en begin groep 4 weet ik dat ik op koers blijf. En anders is er altijd nog het SLO document wat je er als naslagwerk bij kunt pakken.