Levend stratego is een bekend kampspel. Het spel is ontleend aan het bordspel Stratego. Een leuk spel, waar ik zelf veel goede herinneringen aan heb. Ik heb het spel vaak gespeeld in allerlei varianten. In deze blog beschrijf ik een rekenvariant voor op het plein. De regels zijn iets anders dan het gebruikelijk spel. Bekijk hier de originele regels.
Doel van het spel
Het oorspronkelijke idee is om de vlag van de tegenpartij te veroveren. In mijn versie van levend stratego is er geen sprake van vlag of bom. Mijn bedoeling is dat kinderen voornamelijk diverse rekenvaardigheden oefenen.
Benodigdheden
Je hebt nodig:
Speelkaarten in twee verschillende kleuren.
Lintjes voor een team.
Twee schatkisten.
De voorbereiding
Speelkaarten
Kies welke rekenstof je de kinderen wilt laten oefenen. Onderaan deze blog kan je meerdere varianten speelkaarten downloaden.
Rekenen met twee dobbelstenen
Dubbelsommen en bijna-dubbelsommen
Plussommen tot 20
Minsommen tot 20 (in ontwikkeling)
Splitsingen van 5 t/m 10
Tafels (2 t/m 10)
Deelsommen
Teams maken
Maak twee teams. Geef de spelers van één partij een lintje, zodat het duidelijk is wie bij elkaar in een team zit. Zorg voor een startplek voor beide partijen. Plaats op de startplek de schatkist en de eigen speelkaarten. Baken de startplek af met bijvoorbeeld pionnen, dit is een veilige zone.
Het spel spelen
Start van het spel
Als iedereen is ingedeeld en een speelkaart heeft in de eigen kleur, dan begint het spel. De kinderen proberen iemand te tikken van de tegenpartij. Gelukt? Dan laat je elkaar je kaartje zien. De spelers zeggen beide het antwoord van de som op hun speelkaart. Daarnaast controleren ze de tegenspeler. Heb je de hoogste, laagste of een gelijke uitkomst?
Hoogste uitkomst. Je wint en krijgt het kaartje van je tegenstander.
Laagste uitkomst. Je verliest je kaart.
Gelijke uitkomst. Je wisselt van kaart.
De speler die zijn kaartje is kwijt geraakt haalt een nieuw kaartje op bij zijn of haar startplek. De speler die een kaart heeft gewonnen brengt het gewonnen kaartje naar de schatkist. Bij de schatkist kan je niet afgetikt worden (veilige zone).
Het kan best zijn dat je onderweg naar je startplek weer aangetikt wordt. Heb je nog een eigen speelkaart? Dan speel je opnieuw het spel. Je kunt dan weer winnen, verliezen of gelijk spelen. Maar een kaart die je al hebt gewonnen, blijft in je bezit.
Einde van het spel
Het spel is afgelopen als alle speelkaarten van een team in de schatkist van de andere partij liggen. Je kunt het spel dan eventueel nog een keer spelen.
Voor de liefhebbers heb ik ook kaartjes met een bom (4x) en een vlag gemaakt. Zelf speel ik zonder deze toevoegingen, maar ik kan me voorstellen dat het in de bovenbouw een extra uitdaging geeft. Verzin hierbij zelf je regels! Of gebruik de originele spelregels van het spel.
Voor het thema Pasen heb ik een bordspel gemaakt. Met dit spel oefen je diverse rekenonderdelen:
Plus- en minsommen tot 20
Splitsingen tot 10
Dobbelsteenbeelden aflezen.
Verder tellen en terug tellen.
Eventueel sprongen van 10 en huppen van 1 (zie hieronder).
Dit spel is prima zelfstandig te spelen. Doe je dit samen met een groepje leerlingen, dan kan je er nog allerlei gerichte vragen bij stellen:
Stel je voor dat iedereen nog twee beurten heeft. Wie denk je dat er gaat winnen? Is er een groot verschil in paaseitjes? Kan je nog iemand inhalen? Wat moet er dan gebeuren?
Als je drie paaseitjes in moet leveren, hoeveel heb je dan nog over?
Als je vijf paaseitjes erbij krijgt, hoeveel heb je er dan? Tot 20 kunnen de leerlingen dit zeker uitrekenen, boven de 20 misschien ook wel… Anders verder tellen: je hebt er 32 en krijgt er 5 bij, dan heb je er 33, 34, 35, 36, 37 (niet weer beginnen bij 0).
Je kunt groepjes van 10 laten maken van de paaseitjes. En daarnaast de losse paaseieren. Tellen in sprongen van 10 en huppen van 1.
Voor de liefhebber heb ik er ook 12 leesopdrachten bij gedaan (woorden uit Lijn 3 – thema 9). Daarnaast zijn er ook nog blanco opdrachtkaarten. Je kunt dan zelf de opdrachten samenstellen.
Om tegemoet te komen aan de bewegingsdrang van deze leeftijdsgroep werk ik graag met een rekencircuit. We werken aan één onderdeel, even bewegen, wisselen en weer aan het werk. Er is afwisseling in het geheel.
Organisatievan een rekencircuit
In het begin van het jaar zijn de onderdelen in het rekencircuit kort en krachtig. Soms maar 10 minuten per keer. Juist dan zet ik in op een goede organisatie. Aan bod komen de verschillende afspraken die ik heb in de groep. Denk onder andere aan:
Samenwerking.
Zelfstandigheid.
Werkhouding.
Wat te doen als je klaar bent.
Betere concentratie, minder onrust
Sinds ik in circuitvorm werk, merk ik dat er minder onrust is in de groep. Sommige leerlingen zijn tijdens een normale les snel klaar met hun taak en moeten langere tijd werken aan een klaaropdracht. Mijn ervaring is dat er dan vaak onrust ontstaat, waardoor je als leerkracht niet in alle rust verlengde of extra instructie kunt geven.
Door het werken in een rekencircuit hoeven de leerlingen in principe nooit langer dan twintig minuten (eind groep 3) geconcentreerd aan een onderdeel te werken. Dit is goed te overzien.
Bordwerk
Het rekencircuit ondersteun ik op het bord. In Gynzy heb ik een les rekencircuit aangemaakt. Ik verdeel de leerlingen in groepen. Het ligt aan de grootte van de groep hoeveel onderdelen ik in zet. In een kleine groep zijn het er drie en in een grote groep zijn het er vier (of meer).
In de vakken links schrijf ik de namen. Zo weet ieder kind direct met welk onderdeel hij of zij moet starten. Als de tijd voorbij is, draai ik het rad en gaan de leerlingen naar het volgende onderdeel.
Bordwerk rekencircuit
Draaischijven voor het bordwerk
Wil je ook een draaischijf als afbeelding toevoegen op het bord (Gynzy, Prowise of ActivInspire)? Klik dan hier. Je krijgt dan onderstaande afbeeldingen in een Word-document om zelf toe te voegen en te gebruiken.
3 onderdelen
4 onderdelen
5 onderdelen
6 onderdelen
Circuit onderdelen
Voor het gemak werk ik altijd met een paar vaste onderdelen. Denk hierbij aan de iPad en aan een onderdeel bij mij aan de instructietafel voor verdieping of extra instructie.
De overige onderdelen van het circuit verschillen. In het begin van groep 3 zijn het over het algemeen spellen die ze zelfstandig kunnen spelen. Deze spellen introduceer ik klassikaal of ze zijn al een keer aan bod gekomen in een kleine groep bij mij aan tafel. Twee keer in de week heb ik een hulpoma en die speelt ook vaak rekenspellen, die ik later weer inzet.
Rekenspellen
Inmiddels heb ik een grote collectie spellen verzameld. Het voordeel van het niet werken uit werkboeken, is dat ik van het geld wat ik bespaar spellen koop. Elk jaar groeit hierdoor mijn rekenmateriaal! Spellen die ik vaak gebruik komen o.a. van:
Rekenspellen van SLO Het voordeel van deze site is dat je de spellen gratis tot je beschikking hebt. Uitprinten, lamineren en klaar. Deze rekenspellen zijn uitgegeven als drempelspellen bij Wizzspel.
Werkbladen en werkboeken
Later in het jaar volgen er werkbladen. Dit doe ik pas na de herfstvakantie. Ik kies voor werkbladen die de leerlingen zelfstandig kunnen maken en die vooral goed passen bij het lesdoel. Werkbladen haal ik overal en nergens vandaan of ontwikkel ik zelf.
Werken in werkboeken
Vanaf de meivakantie komen de werkboeken op tafel. De werkboeken worden dan onderdeel van het rekencircuit. Ik kijk goed welke onderdelen belangrijk zijn. Vaak komt het voor dat er meerdere doelen door elkaar heen lopen of dat de leerstof net niet passend is bij het doel. Hier maak ik dus keuzes in. Ik geef aan in welke volgorde de leerlingen het werk moeten maken. Bijvoorbeeld: eerst som 3, dan som 4 en tot slot som 1. Het belangrijkste onderdeel eerst, vanwege de korte tijd die beschikbaar is.
Differentiatie
Ik denk altijd goed na over de indeling van de groepjes. Zo heb ik altijd een groepje leerlingen die wat meer aan kunnen. Zij krijgen bij mij aan tafel de uitdaging die ze nodig hebben. De intensieve- en basisgroep verdeel ik vaak over de andere twee groepen. Zo kunnen we van elkaar leren!