Wij werken op school vanaf deze week rondom het thema de dierenwinkel. In dit thema komt het onderdeel geld veel naar voren. Je moet kunnen uitrekenen hoeveel de klant moet betalen, je moet weten hoe je kunt betalen en je moet weten hoe je geld kunt wisselen of teruggeven. Kennis (ophalen) van de biljetten en munten is dus wel raadzaam. Dit gaan we doen met het dieren-geldspel. Dit spel heb ik voor groep 3 gemaakt.
Doelen
Met het dieren-geldspel werk je aan de einddoelen van groep 3 rondom het subdomein meten, onderdeel geld (SLO), namelijk:
De leerling kent de munten van 1 en 2 euro en de biljetten van 5 en 10 euro.
De leerling kan bedragen tot en met 20 euro samenstellen met munten van 1 en 2 euro en biljetten van 5 en 10 euro.
Drie speelkaarten
Bij het dieren-geldspel heb ik drie speelkaarten gemaakt. De doelen van de SLO gaan tot bedragen van 20 euro, maar er zijn ook leerlingen die meer aan kunnen. Vandaar nog twee andere versies:
Kaart 1: ronde bedragen tot 20 euro (zoals €13, €6 en €9).
Kaart 2: ronde bedragen tot 30 euro (zoals €27, €12 en €25)
Kaart 3: bedragen tot 30 euro – met 50 cent (zoals €16,50, €29 en €8,50).
Kaart 4: ronde bedragen tot 12 euro (speciaal voor groep 2).
Spelregels
Kies de kaart die geschikt is voor jouw leerlingen. Twee kinderen spelen met één kaart. Je hebt voor iedere deelnemer 10 munten nodig. Het ene kind speelt met één euromunten en het andere kind speelt met twee euromunten. Als je aan de beurt bent pak je een speelkaart. Je telt hoeveel geld daarop staat. Is het goed? Dan mag je jouw euromunt op het bedrag leggen op de speelkaart. Is het fout? Dan mag jouw medespeler zijn of haar munt op het goede bedrag leggen.
Variatie
Om het wat spannender te krijgen zitten er ook twee andere speelkaarten in het spel. Een winkaart en een verlieskaart. Je kunt ervoor kiezen om deze kaarten vaker in het spel terug te laten komen (even extra uitprinten).
Winnaar is degene die de meeste munten heeft neergelegd. In het bestand vind je nog twee varianten op het spel.
Om tegemoet te komen aan de bewegingsdrang van deze leeftijdsgroep werk ik graag met een rekencircuit. We werken aan één onderdeel, even bewegen, wisselen en weer aan het werk. Er is afwisseling in het geheel.
Organisatievan een rekencircuit
In het begin van het jaar zijn de onderdelen in het rekencircuit kort en krachtig. Soms maar 10 minuten per keer. Juist dan zet ik in op een goede organisatie. Aan bod komen de verschillende afspraken die ik heb in de groep. Denk onder andere aan:
Samenwerking.
Zelfstandigheid.
Werkhouding.
Wat te doen als je klaar bent.
Betere concentratie, minder onrust
Sinds ik in circuitvorm werk, merk ik dat er minder onrust is in de groep. Sommige leerlingen zijn tijdens een normale les snel klaar met hun taak en moeten langere tijd werken aan een klaaropdracht. Mijn ervaring is dat er dan vaak onrust ontstaat, waardoor je als leerkracht niet in alle rust verlengde of extra instructie kunt geven.
Door het werken in een rekencircuit hoeven de leerlingen in principe nooit langer dan twintig minuten (eind groep 3) geconcentreerd aan een onderdeel te werken. Dit is goed te overzien.
Bordwerk
Het rekencircuit ondersteun ik op het bord. In Gynzy heb ik een les rekencircuit aangemaakt. Ik verdeel de leerlingen in groepen. Het ligt aan de grootte van de groep hoeveel onderdelen ik in zet. In een kleine groep zijn het er drie en in een grote groep zijn het er vier (of meer).
In de vakken links schrijf ik de namen. Zo weet ieder kind direct met welk onderdeel hij of zij moet starten. Als de tijd voorbij is, draai ik het rad en gaan de leerlingen naar het volgende onderdeel.
Bordwerk rekencircuit
Draaischijven voor het bordwerk
Wil je ook een draaischijf als afbeelding toevoegen op het bord (Gynzy, Prowise of ActivInspire)? Klik dan hier. Je krijgt dan onderstaande afbeeldingen in een Word-document om zelf toe te voegen en te gebruiken.
3 onderdelen
4 onderdelen
5 onderdelen
6 onderdelen
Circuit onderdelen
Voor het gemak werk ik altijd met een paar vaste onderdelen. Denk hierbij aan de iPad en aan een onderdeel bij mij aan de instructietafel voor verdieping of extra instructie.
De overige onderdelen van het circuit verschillen. In het begin van groep 3 zijn het over het algemeen spellen die ze zelfstandig kunnen spelen. Deze spellen introduceer ik klassikaal of ze zijn al een keer aan bod gekomen in een kleine groep bij mij aan tafel. Twee keer in de week heb ik een hulpoma en die speelt ook vaak rekenspellen, die ik later weer inzet.
Rekenspellen
Inmiddels heb ik een grote collectie spellen verzameld. Het voordeel van het niet werken uit werkboeken, is dat ik van het geld wat ik bespaar spellen koop. Elk jaar groeit hierdoor mijn rekenmateriaal! Spellen die ik vaak gebruik komen o.a. van:
Rekenspellen van SLO Het voordeel van deze site is dat je de spellen gratis tot je beschikking hebt. Uitprinten, lamineren en klaar. Deze rekenspellen zijn uitgegeven als drempelspellen bij Wizzspel.
Werkbladen en werkboeken
Later in het jaar volgen er werkbladen. Dit doe ik pas na de herfstvakantie. Ik kies voor werkbladen die de leerlingen zelfstandig kunnen maken en die vooral goed passen bij het lesdoel. Werkbladen haal ik overal en nergens vandaan of ontwikkel ik zelf.
Werken in werkboeken
Vanaf de meivakantie komen de werkboeken op tafel. De werkboeken worden dan onderdeel van het rekencircuit. Ik kijk goed welke onderdelen belangrijk zijn. Vaak komt het voor dat er meerdere doelen door elkaar heen lopen of dat de leerstof net niet passend is bij het doel. Hier maak ik dus keuzes in. Ik geef aan in welke volgorde de leerlingen het werk moeten maken. Bijvoorbeeld: eerst som 3, dan som 4 en tot slot som 1. Het belangrijkste onderdeel eerst, vanwege de korte tijd die beschikbaar is.
Differentiatie
Ik denk altijd goed na over de indeling van de groepjes. Zo heb ik altijd een groepje leerlingen die wat meer aan kunnen. Zij krijgen bij mij aan tafel de uitdaging die ze nodig hebben. De intensieve- en basisgroep verdeel ik vaak over de andere twee groepen. Zo kunnen we van elkaar leren!